Index
Aandachtspunten bij venherstel
Herstelbeheer vereist een helder plan van aanpak
Om tot een goed herstelplan te komen zijn een aantal voorbereidende inhoudelijke stappen noodzakelijk die we hieronder beschrijven- Constateer het probleem dat zich voordoet en omschrijf dit zo volledig mogelijk in termen van verandering in flora en fauna.
- Probeer de achterliggende processen te achterhalen. In het geval van gedegradeerde vennen is het van belang uit te zoeken wat het oorspronkelijke ventype is geweest. Daarvoor is er de vennensleutel een goed hulpmiddel. Stel zo mogelijk vast welke vegetatiestructuren er vroeger in het ven voorkwamen en welke factoren er hebben geleid tot achteruitgang.
- Ga na welke mogelijkheden er zijn om de oorspronkelijke soortenrijkdom van de situatie voorafgaand aan de aantasting te herstellen. Kan de hydrologie hersteld worden? Is er een zaadbank of zijn er nog bronpopulaties? Kan de buffering hersteld worden? Is het mogelijk de vermesting te bestrijden zonder de ruimtelijke overgangen (= gradiënten) aan te tasten? Kunnen alle vermestingsbronnen worden uitgeschakeld? Vaak zal volledig herstel van de oude situatie niet mogelijk zijn, maar wel een gedeeltelijk herstel. Soms hebben zich in de loop der tijd andere waardevolle levensgemeenschappen ontwikkeld en is het zinvoller om zich te richten op behoud en versterking van de nieuwe levensgemeenschap.
- Maak een herstelplan en hou hierbij rekening met zo veel mogelijk groepen flora en fauna; in ieder geval de meest kenmerkende groepen. Denk dan zowel aan de aanwezige soorten als de doelsoorten.
- Leg van te voren de verwachtingen vast en beschrijf concreet hoe je die wilt toetsen tijdens en na uitvoering van het herstel. Dit maakt bijsturing mogelijk in bijvoorbeeld waterpeilbeheer, waterinlaat en maaibeheer.
Tips en aandachtspunten- Om te zien wat voor resultaten de verschillende maatregelen daadwerkelijk opleveren is monitoring nodig. Monitoring biedt ook de mogelijkheid om het beheer bij te sturen.
- Onder en nabij vennen zijn vaak ondoorlatende lagen in de bodem aanwezig. Beschadiging van die lagen komt neer op verdroging van het ven of zelfs tot verdwijning van het ven. Door bij het uitvoeren van beheermaatregelen voor vennen met grote zorg die lagen te sparen, voorkomt men ongewenste verdroging. Het is mogelijk gaten die in het verleden in ondoorlatende lagen onder en rond vennen zijn gemaakt te dichten. Door daarvoor bij voorkeur leem, klei of veen dat lijkt op het oorspronkelijk aanwezige materiaal te gebruiken, krijgt men een zo natuurlijk mogelijke situatie.
- Plaggen of baggeren kan aardkundige waarden aantasten. Aanspreekpunt voor informatie over mogelijk aanwezige paleo-ecologische waarde is het bestuur van de Palynologische Kring van het Koninklijk Nederlands Geologisch Mijnbouwkundig Genootschap {{www.kngmg.nl}}. Voor het nagaan van een archeologische waarde neemt men contact op met de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek {{www.racm.nl}}.
- Verontreinigd slib: Het is mogelijk dat het slib en organische materiaal dat zich in het ven heeft opgehoopt sterk is verontreinigd met zware metalen. Voorbeelden van oorzaken zijn de hoge atmosferische depositie en eendenjacht met loden kogels. Om te voldoen aan de wet moet al het sterk vervuilde slib worden afgevoerd naar een afvalverwerkingsbedrijf en meestal kost dat veel te veel.
- Wat te doen met opschoonmateriaal? Ook als het materiaal dat uit het ven wordt gehaald redelijk schoon is, moet de beheerder het ergens laten. Het slib en plaggen op de rand van het ven zetten is geen goede oplossing, omdat dit materiaal geen geschikte bodem vormt voor pioniervegetaties en de voedingsstoffen langzaam weer het ven in lekken. Het totaal aan slib kan bovendien oplopen tot duizenden kubieke meter. Tijdelijke slib- en plaggendepots voor compostering zijn meestal niet toegestaan zonder dure voorzieningen zoals vloeistofdichte vloeren. De plaatselijke en provinciale regels voor opslag en hergebruik variëren onder andere door verschillende interpretatie van ‘groenafval’. Als het slib schoon genoeg is, is verwerken op de landbouwgronden in eigen bezit of afzet bij boeren in de omgeving een goede oplossing. De transportkosten lopen op met de afstand. Andere mogelijke oplossingen zijn voor redelijk schoon slib in onbewerkte vorm: natuurstapels, oeverbeschoeiingen, slootdempingen, ophogingen, bodemverbeteraar, geluidswallen, afdekmateriaal voor bieten of aardappelen, strooisel in stallen. Voor bewerkt slib: mulchlaag, wandelpaden, compostering, wroetstrooisel, manegebakvulsel en biofiltermateriaal.
-
Beheer
-
Herstelbeheer
-
Aandachtspunten bij venherstel